fbpx

Recent heeft de bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam een uitspraak gedaan die zowel voor uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO), als voor de letselschadepraktijk van belang is. De rechtbank Rotterdam overweegt namelijk dat het de eigen verantwoordelijkheid van een letselschadeslachtoffer is om de kosten van een WMO-voorziening in het letselschadebedrag te verdisconteren.

De WMO-aanvraag van de eiseres in deze procedure is volgens de rechtbank Rotterdam terecht door het college afgewezen. De rechtbank overweegt dat de verzekeraar van de aansprakelijke partij met de vaststellingsovereenkomst eiseres als het ware naar het college heeft verwezen voor alle voorzieningen die door de WMO worden gedekt. In de vaststellingsovereenkomst is immers enkel een vergoeding opgenomen voor ‘uitgebreidere’ of ‘luxere’ voorzieningen die niet (volledig) door de WMO worden gedekt. Dit is volgens de rechtbank niet in lijn met het uitgangspunt dat de aansprakelijke partij de door haar veroorzaakte schade dient te vergoeden. Ook is dit niet verenigbaar met de bedoeling van de wetgever. De eigen verantwoordelijkheid staat in de huidige WMO namelijk voorop.

Het regresrecht dat in artikel 2.4.3 van de WMO is neergelegd, doet niet aan deze eigen verantwoordelijkheid af. Evenmin vormt het convenant dat tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en bijna alle schadeverzekeraars is gesloten en waarmee het regresrecht over de periode van 2015 tot en met 2018 is afgekocht in dit verband een mee te wegen omstandigheid. Het convenant is een privaatrechtelijke aangelegenheid die het doel en strekking van de WMO niet doorkruist.

Wil jij hier meer over weten? Volg dan een opleiding voor consulent in het sociale domein.