Het uitgangsprincipe van de Wmo 2015 is de zogenoemde eigen kracht. De eigen kracht moet onderzocht worden. En als die er is dan hoeft een gemeente op dat punt niet te compenseren, omdat dat niet nodig is.

“Onder eigen kracht wordt verstaan dat wat binnen het vermogen van de betrokkene ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie of tot een oplossing voor zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang te komen. De betrokkene zal zich in hoge mate moeten inspannen om dat aan te wenden wat binnen zijn eigen bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien;”

Dat is alles wat je praktisch kunt doen en het lijkt logisch dat het ook alles is wat iemand financieel zelf kan doen. Maar dat laatste is niet waar.

De financiële eigen kracht is al sinds de oude Wmo beperkt tot de eigen bijdrage. De CRvB heeft dat bepaald in enkele uitspraken over de vraag hoe ver gemeenten mochten gaan in het betrekken van iemands eigen inkomen en vermogen. Deze opzet werd onder de Wmo 2015 aanvankelijk voortgezet. Tot 2019 konden gemeenten dan ook een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten vragen bij verstrekking van de meeste soorten maatwerkvoorzieningen (en pgb’s). Daarmee werd achteraf – dus ná toekenning – rekening gehouden met de financiële draagkracht.

Toen kwam het abonnementstarief-systeem. Om cumulatie van eigen bijdragen en eigen betalingen te voorkomen werd door een wetswijziging de eigen bijdrage voor iedereen op maximaal € 19 per maand gesteld. Dit was een heftige ingreep die direct iets deed met de financiële eigen kracht. De nieuwe regeling was bedoeld ter bescherming van mensen met lage inkomens. Maar met name mensen die voorheen een hoge inkomensafhankelijke eigen bijdrage moesten betalen hadden hier groot voordeel van.

De eigen kracht is een fundament onder de Wmo 2015. Maar dit fundament is er onder uitgehaald. De eigen kracht wordt beperkt tot alles wat niet met financiën te maken heeft, terwijl financiële draagkracht een belangrijke bron van eigen kracht is. De effecten zijn duidelijk: door de aanzuigende werking is de Wmo 2015 veel duurder geworden dan de wet zou zijn geweest als wel het aspect financiële eigen kracht meetelt.

Gemeenten doen pogingen de wet te repareren. Sommige gemeente kijken toch naar het inkomen, met name als het gaat om hulp bij het huishouden. Andere gemeenten proberen op andere manieren te bezuinigen. Duidelijk is: dit is binnen het huidige wettelijke kader door gemeenten zelf niet te repareren. En ook niet door de hoogste rechter. Reparatie is aan de wetgever; die heeft immers bepaald wat de basisprincipes van de Wmo 2015 zijn en deze zo duidelijk in de (aanhef van) de wet vastgelegd. Wellicht dat de komst van een nieuw kabinet in 2022 een oplossing voor dit probleem gaat bieden.

Lees hier het hele artikel.