De inzet van wijkteams of praktijkondersteuners bij de huisarts (POH’s) leidt nog niet tot een vermindering van het aantal kinderen in gespecialiseerde tweedelijnsjeugdzorg. Dit blijkt uit het onderzoek ‘Wijkteams en praktijkondersteuners in de jeugdzorg’ van het Centraal Planbureau dat op 10 december is verschenen. De decentralisatie van jeugdzorg in 2015 was juist bedoeld om gespecialiseerde zorg te verschuiven naar lichte hulp dicht bij huis, waardoor de jeugdzorg goedkoper en beter zou worden.

Weinig verschil
Er is weinig verschil te zien in het gebruik van tweedelijnshulp tussen gemeenten met hulpverlenende wijkteams en poh’s en gemeenten zonder, concludeert het CPB. In 2018 was het aantal kinderen met tweedelijnshulp gemiddeld genomen zeven procent hoger dan in 2013. Wel stijgt het aantal jongeren met tweedelijnszorg minder sterk in gemeenten met veel wijkteamhulp in vergelijking met gemeenten met weinig of geen wijkteamhulp, zo blijkt uit het onderzoek.

Geen verschil
Dergelijke ‘lichtpuntjes’ zijn niet te vinden in het onderzoek naar de praktijkondersteuners. Financiëring daarvan heeft niet geleid tot een significante verandering in het jeugdzorggebruik, stelt het CPB na onderzoek.

Niet hét middel
Het CPB concludeert al met al dat de inzet van laagdrempelige ondersteuning via wijkteams of praktijkondersteuners niet hét middel is om het gebruik van jeugdzorg in de tweede lijn terug te dringen. Het is daarmee evenmin hét middel om de kosten in de jeugdzorg te beteugelen. Wijkteams en poh’s kosten gemeenten immers ook geld. Via de inkoop van zorg en bekostiging van aanbieders kan mogelijk beter grip worden verkregen op de financiën. Het effect hiervan heeft het CPB niet onderzocht.

Lees het hele onderzoek op de site van het CPB.