Uitspraken van de Rechtbanken Oost-Brabant en Gelderland leiden tot onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor het verstrekken van hulpmiddelen aan Wlz-geïndiceerden die wonen in geclusterde woonvoorzieningen. In dit bericht geven we nadere uitleg en advies aan gemeenten.

Onlosmakelijke combinatie van huur- en zorgovereenkomst
De Rechtbank Oost-Brabant en de Rechtbank Gelderland oordeelden op grond van de feiten en omstandigheden dat, ondanks het feit dat de zorg wordt geleverd op basis van een volledig pakket thuis (VPT), er geen sprake is van thuis wonen. De betreffende gemeenten hoefden het specifieke hulpmiddel daarom in principe niet te verstrekken. De onlosmakelijke combinatie van een huur- en zorgovereenkomst was in beide zaken van doorslaggevende betekenis.

Continuering bestuurlijke afspraak tussen VNG, VWS en ZN
Vanaf 2020 zijn gemeenten niet meer verantwoordelijk voor de verstrekking van hulpmiddelen aan inwoners die met een Wlz-indicatie met verblijf wonen in een intramurale instelling. In het kader van deze wijziging werd in 2019 de bestuurlijke afspraak gemaakt dat gemeenten voorlopig wel verantwoordelijk blijven voor de verstrekking van hulpmiddelen aan cliënten met een Wlz-indicatie die wonen met een VPT, MPT of PGB.

VNG-advies aan gemeenten
De VNG adviseert gemeenten om zich voorlopig te houden aan deze bestuurlijke afspraak, in ieder geval totdat de CRvB uitspraak heeft gedaan. Wanneer de CRvB de uitspraken van de rechtbanken bevestigt, zal de wetgever het wettelijk kader moeten aanpassen. De VNG heeft voor de tussenliggende tijd met het ministerie van VWS afgesproken dat er onderzoek wordt gedaan naar de verschillende geclusterde woonvormen waarin het VPT/PGB nu worden ingezet en naar de vraag welke consequenties deze woonvormen hebben voor de verstrekking van hulpmiddelen door gemeenten en zorgkantoren. We willen ook inzicht krijgen in het verdienmodel van zorgaanbieders die met VPT/PGB werken.