Jet Bussemaker heeft een boek geschreven “het ministerie van verbeelding”. In dit boek blikt ze terug op de periode dat zij staatssecretaris en minister was. Ze barstte van de idealen toen ze de politiek in ging. Maar het bleek lastig om die idealen ook daadwerkelijk tot uitvoer te brengen.

In een video, die te zien is via deze link vertelt ze over haar ervaringen en over haar ideeën over hoe het anders kan. Een voorbeeld van wat anders zou kunnen en moeten, is volgens Bussemakers de hoeveelheden protocollen en regels. ‘De protocollen en richtlijnen die bedoeld waren als hulpmiddel, lijken steeds meer een doel op zich te worden waardoor we de mens achter de cliënt een beetje uit het oog verloren zijn. We moeten terug naar de vraag: waar deden we dit voor? Niet omdat patiënten, burgers en cliënten de protocollen van de overheid moeten volgen, maar omdat we goede zorg willen bieden.’

Om die goede zorg ook daadwerkelijk te kunnen leveren, moet er volgens Bussemaker een noodzakelijke verschuiving plaatsvinden van veel uitgaven aan curatieve zorg, die ook automatisch vergoed wordt, naar investeren in preventie. En dan bedoelt ze niet alleen gezond eten en leefstijl, maar vooral investeren in sociale factoren om te voorkomen dat mensen ziek worden.

Echt preventief werken blijft lastig. In de periode dat Jet minister was heeft ze gemerkt dat veel initiatieven niet van de grond komen omdat gedacht wordt dat het niet mag van bijvoorbeeld het ministerie, de NZa of de inspectie. Daar moeten we doorheen zodat we niet uitgaan van wat er mag volgens de regelingen, maar van wat er in dit geval nodig is. Dat vraagt om moedige bestuurders en professionals die zeggen “ik ben een beetje burgerlijk ongehoorzaam, omdat het misschien volgens wet- en regelgeving of protocollen ongewenst is, maar als ik dit gezin of deze persoon nu in de steek laat, zorg ik niet goed voor hem of haar, dan wordt hij of zij door die centrifuge naar de buitenkant van de samenleving gedrukt”. Kortom, we hebben bestuurders en professionals nodig die niet alleen maar binnen de lijntjes kleuren en precies doen, vaak zelfs nog strenger, wat de regels voorschrijven, maar echt teruggaan naar de bedoeling. Zich blijven afvragen: waar doen we dit voor?’