Sinds de decentralisaties van overheidstaken vervullen medewerkers in het sociaal domein vaak meerdere taken. Bij elke “pet” kan een ander juridisch kader passen voor de verwerking van persoonsgegevens.

Het pettenprobleem ontstaat doordat het juridisch kader voor de toeleiding naar hulpverlening een andere is dan het kader voor de hulpverlening zelf. Hierdoor ontstaat er rond kwetsbare huishoudens vaak discussie tussen hulpverlener en gemeente over het wel of niet mogen delen van gegevens.

Een voorbeeld. Een moeder en een kind melden zich met een vraag bij een wijkteam. Een medewerker van een jeugdhulporganisatie verleent vrij toegankelijke jeugdhulp in de vorm van een goed gesprek. Maar de medewerker kan het kind ook leiden naar specialistische jeugdhulp.

Op de eerste taak rust het beroepsgeheim van de jeugdhulpverlener. De tweede taak oefent de medewerker echter uit namens de gemeente, waarvoor andere regels gelden. Vallen de gegevens onder het beroepsgeheim van de jeugdhulpverlener? Dan geldt een plicht tot geheimhouding met uitzonderingsmogelijkheden.

Een deel van de werkzaamheden valt echter onder de taken van de gemeente. Daarvoor geldt dat de medewerker gegevens mag delen met andere partijen als dat noodzakelijk is om de toeleidingstaken goed uit te voeren. Het wettelijk beroepsgeheim van de jeugdhulpverlener is daarop niet van toepassing. Een professional houdt wel altijd rekening met zijn beroepscode. Maar die pakt anders uit in voor het verlenen van hulp dan voor het leiden naar hulp.

Om kwetsbare mensen beter te helpen is het vaak nodig dat partijen in het sociaal domein samenwerken. Dan rijzen de vragen: hoe kunnen we mensen goed helpen én hun privacy goed beschermen? Mogen we nu wel of niet gegevens delen? Duidelijke keuzes en goede afspraken voor de praktijk zijn hard nodig. De publicatie ‘Privacy in het sociaal domein’: het pettenvraagstuk’ biedt directeuren, beleidsmedewerkers en juristen in het sociaal domein hiervoor de handvatten.