Een steunfiguur is ‘een goede en vertrouwde bekende’ van de jeugdige en fungeert als een ‘luisterend oor en belangenbehartiger.’

Demissionair staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) wil geen wettelijke regeling voor steunfiguren in de Jeugdwet opnemen. Dat schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Aanleiding was een in 2021 ingediende initiatiefnota van Kamerlid René Peters (CDA).

Deze nota ziet op het wettelijk verankeren van het recht voor jeugdigen op een zelfgekozen steunfiguur uit het eigen netwerk. Deze steunfiguur wordt omschreven als ‘een goede en vertrouwde bekende’ van de jeugdige, die fungeert als een ‘luisterend oor en belangenbehartiger.’ In 2021 nam de Tweede Kamer een motie aan die de regering verzocht te onderzoeken of, en zo ja hoe, een zelfgekozen steunfiguur in de wet kan worden verankerd.

Er is onderzoek gedaan naar deze vraag. Volgens Van Ooijen (ChristenUnie) kan er ‘geen eenduidige conclusie worden getrokken over de behoeften en belangen van jeugdigen, ouders en steunfiguren inzake een wettelijke regeling voor informele steun.’ Evenmin komt naar voren of het wettelijk verankeren van de steunfiguur noodzakelijk is, aldus Van Ooijen. Daarom is hij niet voornemens een wettelijke regeling voor steunfiguren in de Jeugdwet op te nemen.

Wil jij hier meer over weten? Volg dan een opleiding voor consulent in het sociale domein.